Nobby Drievoudige halsketting, verchroomd
Halskettingen zijn niet alleen functioneel, maar zijn ook een sieraad voor de hond, net als de kettingen die wij mensen dragen. Wij hebben een compleet assortiment, van eenvoudige, verchroomde stalen kettingen, tot aan 18 karaat-vergulde smalle kettingen. De smalle vergulde kettingen zijn voornamelijk geschikt als sieraad voor uw hond. Voor het behoud van de ketting moet u deze alleen gebruiken bij honden die altijd zeer braaf naast u blijven lopen.
Hoe minder en grotere schakels de ketting heeft, des te meer wordt de vacht gespaard, en hoe breder de ketting, des te comfortabeler in het dragen voor de hond.
Om de hondenketting correct om te doen, dient de complete lengte van de ketting door één van de ringen aan het einde getrokken te worden. De lus die dan wordt gevormd kan dan om de nek van de hond worden gedaan en de riem kan dan worden vastgemaakt aan de andere ring. Deze gangbare methode zorgt voor een wurgeffect als aan de riem wordt getrokken. Als alternatief kan de riem ook aan beide ringen bevestigd worden, zodat er geen wurgeffect ontstaat. De ketting moet dan echter wel perfect om de hals passen.
Onze dubbele en drierijige halskettingen hebben een 'gedeeltelijk wurgeffect', wat betekent dat de ketting slechts tot aan de stop aangetrokken kan worden, op deze manier kan de hond niet meer uit de ketting glippen en wordt ook niet meer gewurgd.
Fabrikantinformatie: Nobby Pet Shop GmbH, Im Egeling 21, 46395 Bocholt, E-mail: info@nobby.de
Omdat een sliphalsband niet kan worden geopend, moet u de (1) kopomtrek van uw hond weten. De (1) kopomtrek wordt op de dikste plek van de kop, inclusief de oren, gemeten.
Tip: vorm ter controle een lus met het meetlint en doe deze over de kop van uw hond.
De (2) halsomtrek boven meet u daar waar de halsband normaal gesproken zit. Het meetlint legt u daarbij strak om de hals. Omdat de halsband losjes om de hals van de hond moet zitten, telt u er nog 3-5 cm speelruimte bij op, dit is dan de benodigde halsbandlengte.
Let op: meet geen bestaande halsband op, omdat de lengte van de halsband niet automatisch de halsomtrek is! Er kunnen afhankelijk van materiaal, verwerking en soort sluitingen verschillen ontstaan.
Algemene tip: wanneer de gemeten waarde tussen twee maten ligt, adviseren wij voor de grotere variant te kiezen.
Bij tuigjes met een vast gat voor de kop/hals is het noodzakelijk om de (1) kopomtrek van uw hond te meten. De (1) kopomtrek wordt gemeten op het dikste deel van de kop, inclusief de oren.
Tip: vorm ter controle een lus met het meetlint en doe deze over de kop van uw hond.
De (3) halsomtrek onder moet gemeten worden, omdat de halsriem bij een hondentuigje lager is dan bij een halsband. Om dit te doen, plaatst u het meetlint eenmaal om de onderkant van de hals. Daarbij moet u er op letten dat het boven op de schouderbladen en onder voor de voorpoten op het borstbeen ligt.
Om de (4) borstomtrek van uw hond te meten, plaatst u het meetlint ca. drie tot vier vingerbreedtes (bij grote honden ca. een handbreedte) achter de voorpoten en meet u eenmaal rondom de borstkas van uw hond.
De (5) buikomtrek meet u net voor einde van de ribben. Let erop dat de buikriem zo ver mogelijk op het laatste paar ribben ligt en niet in de weke delen kan drukken.
Let op! Bij reuen wordt de buikomtrek altijd voor de geslachtsdelen gemeten!
Het (6) rugbandje meet u boven vanaf het midden van de schouderbladen tot aan (5) de buikomtrek (net voor het einde van de laatste ribben van uw hond).
Het (7) borstbandje meet u voor vanaf het borstbeen (is meestal goed voelbaar) tussen de voorpoten door tot ca. 3 - 4 vingerbreedtes (bij grote honden ca. een handbreedte) achter de voorpoten (daar waar u de borstomtrek hebt gemeten).
Algemene tip: als de gemeten waarde tussen twee maten ligt, adviseren wij voor de grotere variant te kiezen. De borstband moest zo zitten, dat deze niet in de oksels van de hond schuurt. Aan de voorkant mag het hondentuigje niet op het borstbeen of op het strottenhoofd van de hond drukken of te strak zitten. Bovendien mag de beweging van de schouders bij het dragen van het tuigje niet belemmerd worden.
Bij hondenkleding (bijv. truien of badjassen) met een gat voor de kop/hals is het noodzakelijk om de (1) kopomtrek van uw hond op te meten en deze te vergelijken met de maximale kopomtrek van het product. De (1) kopomtrek van de hond wordt gemeten op het dikste deel van de kop, inclusief de oren.
Tip: vorm ter controle een lus met het meetlint en doe deze over de kop van uw hond.
Sommige fabrikanten vermelden in plaats van de kopomtrek de (3) halsomtrek onder. Plaats daarvoor het meetlint rondom de onderkant van de hals van uw hond. Let er daarbij op dat het lint boven op de schouderbladen en onder voor de voorpoten op het borstbeen ligt.
Om de (4) borstomtrek van uw hond te meten, legt u het meetlint ca. drie tot vier vingers breed (bij grote honden ca. Een handbreedte) achter de voorpoten en meet u eenmaal rondom de borstkas van uw hond.
Sommige fabrikanten vermelden in plaats van de borstomtrek de (5) buikomtrek. Deze meet u net voor einde van de ribben. Wanneer het kledingstuk een buikriem o.i.d. heeft, let er dan op dat deze niet te strak wordt vastgemaakt en deze niet in de weken delen van de hond kan drukken.
Let op! Bij reuen wordt de buikomtrek altijd voor de geslachtsdelen gemeten!
De (8) ruglengte wordt gemeten vanaf de schoft tot aan de staartaanzet. Om dit te doen, plaatst u het meetlint om de nek en trekt u het over de achterkant naar het begin van de staart (uiteinde van de wervelkolom).
Let op: wanneer de gemeten waarde tussen twee maten ligt, adviseren wij voor de grotere variant te kiezen.
De (9) neusomtrek wordt eenmaal gemeten rond de snuit van de hond ter hoogte van het breedste punt. Hierbij moet losjes gemeten worden, zodat het kaakgewricht niet wordt geblokkeerd, de lippen niet worden ingedrukt en de hond ongehinderd kan hijgen. Tel voor grote honden (bijv. labrador, herdershond, golden retriever) ca. een handbreedte extra, bij middelgrote honden (bijv. cockerspaniël) ongeveer drie vingers en bij kleine honden (bijv. chihuahua) ca. één vinger bij de gemeten waarde op.
De (10) nekriem wordt gemeten vanaf de hoogte van de gemeten neusomtrek, langs één kant van de wang (over de oren) en de nek over naar de andere kant van de wang.
De (11) neuslengte meet u op de bovenkant de neus. Begin net onder de ogen (ca. 2 - 2,5 cm) tot aan het puntje van de neus. Om ervoor te zorgen dat de muilkorf / het beschermnet niet vervelend het puntje van de neus van de hond raakt, moet u ca. 1-2 vingers breed bij de gemeten waarde optellen.
De (12) neushoogte moet bij een geopende bek gemeten worden. Om dit te doen, meet u vanaf het puntje van de neus tot aan de onderkaak.
Onze tip: geef uw hond zijn favoriete bal in zijn bek en meet de hoogte van de neus - dit zorgt ervoor dat er later genoeg ruimte is om te hijgen.
Let op! Als u niet zeker weet of de gekozen muilkorf/bescherming goed bij uw hond past, adviseren wij om hulp te zoeken, bijvoorbeeld bij een hondentrainer / hondenschool. Wij adviseren u ook om hulp te zoeken bij een hondenschool of hondentrainer voor het trainen met de muilkorf.
Meet de (13) pootbreedte en (14) pootlengte op om de juiste maat voor schoenen of sokken vast te kunnen stellen. Een vel papier en een potlood kunnen daarbij helpen: zet alle vier de poten na elkaar op een blad papier en teken met een potlood de contouren nauwkeurig na. Meet daarna de maten op het papier op. Doorslaggevend voor de keus van de maat hondenschoentjes / hondensokjes is de breedste plek resp. langste plek van de poot!
Belangrijk is dat de staande, volledig belaste poot wordt gemeten. Bovendien moeten alle vier de poten worden gemeten, omdat er ook bij honden verschillen kunnen voorkomen.
Onze tip: til de tegenover elkaar liggende poten van de hond op. Zo wordt het gewicht verplaatst en wordt de te meten poot volledig belast.
Let op: als de gemeten waarde tussen twee maten ligt, adviseren wij voor de grotere variant te kiezen.
U kunt de (15) tailleomtrek bepalen door met een meetlint de omtrek direct voor de achterpoten te meten, op het smalste deel van de buik, rond de taille van uw hond. Bij een reu wordt de (15) tailleomtrek altijd vóór de geslachtsdelen gemeten.
Let op: voor honden met een dikke vacht raden we een hondenbroekje of luier in een maat groter aan.
De (16) lengte van de hond meet u ongeveer vanaf het puntje van de neus tot de staartwortel. Als u nu ca. 10-20 cm (al naargelang de favoriete slaaphouding van uw hond) bij de berekende waarde optelt, krijgt u de minimale binnenlengte van de slaapplek.
De (17) schouderhoogte meet u vanaf de grond tot de schouder van uw hond. Tel ca. 10-20 cm op (al naargelang de favoriete slaaphouding van uw hond) bij de gemeten waarden, zo krijgt u de minimale binnenbreedte van de slaapplek.
Bijvoorbeeld: uw hond is 85 cm lang, + 15 cm resulteert in een minimale lengte van 100 cm.
Schouderhoogte is 55 cm + 15 cm, resulteert in een min. breedte van 70 cm.
Let op: als het meetresultaat tussen twee maten ligt, adviseren wij om voor de grotere variant te kiezen. Let er bij slaapplekken met verhoogde randen bovendien ook op dat het bij de maataanduiding gaat om het liggedeelte aan de binnenkant zonder rand.